Het metabool syndroom

U heeft er vast al eens over gelezen: het metabool syndroom.

Met een spannender naam wordt het ook wel aangeduid als Syndroom X. In steeds meer artikelen over hart- en vaatziekten duikt dit syndroom op. Maar wat is het precies? En waarom is het zo gevaarlijk? En vooral: wat kun je ertegen doen?

Wat is syndroom X?

Eind jaren tachtig van de vorige eeuw begonnen steeds meer wetenschappers te wijzen op het vaak voorkomen van vijf symptomen tegelijk bij veel mensen: overgewicht, hoge bloeddruk, hoog suiker­gehalte in het bloed, ongezond cholesterolniveau en te veel triglyceriden (vetten) in het bloed. Omdat men de samenhang van deze verschijnselen nog niet goed begreep noemde men dit syndroom X. Door de Wereldgezondheidsorganisatie werd het in 2002 voor het eerst benoemd als metabool syndroom, om aan te geven dat het om een cluster van stofwisselingspro­blemen gaat.

Metabool = betrekking hebbend op de stofwisseling.

Van een metabool syndroom is sprake bij 3 of meer van onder­staande symptomen:

  1. Overgewicht (schadelijk buikvet)
  2. Te hoge bloeddruk
  3. Slecht cholesterolgehalte
  4. Hoge concentratie van triglyceriden (vetten)
  5. Insulineresistentie (hoog glucosegehalte)

Waarom is het gevaarlijk?

Alle vijf genoemde symptomen zijn risicofactoren die los van elkaar de kans op hart- en vaatziekten (en diabetes) verhogen. Bij een combinatie van die symp­tomen tegelijk, is dat risico nog veel groter. Mensen met het metabool syndroom lopen gemiddeld een verhoogd sterfterisico van 27%. Uit recente onder­zoeken blijkt overigens vooral de hoeveelheid buikvet daarvoor bepalend. Hoe meer buikvet iemand heeft, hoe hoger het sterfterisico.

Mensen met het metabool syndroom lopen een verhoogd sterfterisico van 27%.

Hoe vaak komt het voor?

Naar schatting lijdt 20 tot 30% van de Nederlandse bevolking aan hel metabool syndroom.