Hoe zit het met spataderen?

Het was in 2013 uitgebreid op TV: Hidde van der Ploeg, een Nederlandse onderzoeker die deels aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en deels in Australië werkt, heeft aangetoond dat langdurig zitten de kans op overlijden aanzienlijk vergroot.
We zien tegenwoordig ook regelmatig beelden voorbijkomen van mensen die staand achter een hoog bureau aan hun computer werken. Dat is dus blijkbaar heel gezond, maar bij velen van ons rijst toch de vraag: hoe zit het dan met spataderen? Is het ontwikkelen van spataderen niet altijd een risico van een staand beroep geweest? Aderen zijn uiteindelijk een essentieel onderdeel van de bloedsomloop – zie hierover ook onze nieuwsbrief Bloedsomloop van januari 2015.

Is het dan werkelijk zo’n goed idee om acht uur per dag achter je bureau te gaan staan?
In 1997 publiceerde een aantal Nederlandse artsen een artikel over mannen met een staand beroep in het tijdschrift Dermatology. Van de 387 onderzochte mannen had 29 procent last van veneuze insuffi ciëntie, wat betekent dat de aderen niet in staat zijn om voldoende BMC over een onderzoek naar bloed terug te pompen naar het hart. Kenmerken van veneuze insuffi ciëntie zijn opgezwollen voeten en enkels (oedeem), niet-genezende wonden (‘open been’), vermoeide benen en natuurlijk ook spataderen. Overigens had 63 procent van de deelnemers aan het onderzoek die geen veneuze insuffi ciëntie hadden, wel last van beenklachten. Aan dit onderzoek deden alleen mannen mee, en het is bekend dat vrouwen meer last hebben van spataderen dan mannen. In 2014 verscheen een artikel in Public Health spataderen bij kappers in Taiwan. Hieraan deden 182 kappers mee, 166 vrouwen, 15 mannen en één iemand die geen geslacht opgaf.

Het bleek dat bij kappers die nog geen 45 waren, een familiegeschiedenis van spataderen de grootste risicofactor was om zelf ook spataderen te hebben. Bij kappers boven de 45 bleek het hebben van spataderen vooral af te hangen van het aantal uur dat ze staand doorbrachten. Dit leidt ons tot de voorzichtige conclusie dat een staand leven toch niet voor iedereen een goed idee is.

Bewegen en overlijdensrisico
Op 29 april 2014 stond er een artikel in het British Medical Journal (deze naam wordt meestal afgekort tot BMJ) over het negatieve verband tussen weinig lichamelijke kracht en levensverwachting. Het artikel gaat over een onderzoek dat in 1999 is uitgevoerd bij 2984 Britse 53-jarigen die al hun hele leven, sinds hun geboorte in maart 1946, worden gevolgd.

Deze mensen werden op drie verschillende vaardigheden getest:

  1. Hoe hard ze konden knijpen in een krachtmeter. Er waren andere normen voor mannen dan voor vrouwen, omdat mannen nu eenmaal meer kracht in hun handen hebben dan vrouwen.
  2. Hoeveel tijd het hun kostte om tien keer op te staan en weer te gaan zitten op een stoel. Dit was geen diepe fauteuil, want daaruit opstaan kost iedereen veel meer tijd dan opstaan van bijvoorbeeld een bureaustoel.
  3. Hoe lang ze met de ogen dicht op één been konden staan. Dat hoefde hooguit dertig seconden, maar dat is best lang met je ogen dicht.

In 2012, toen de deelnemers 66 waren, werd nagegaan hoeveel mensen er nog leefden, en hoe de prestaties van de nog levenden en de overledenen zich tot elkaar verhielden. Er waren inmiddels 177 van de 2984 deelnemers overleden, dat is zes procent. Van hen stierven er 88 aan kanker, 47 aan hart- en vaatziekten en 42 aan andere doodsoorzaken.

Het bleek dat slechte prestaties op alle drie de tests voorspelden dat iemand een meer dan vijf keer zo groot risico liep om te overlijden, vergeleken met de mensen die het het best gedaan hadden op alle drie de tests. Een goede lichamelijke conditie is dus een belangrijke indicator voor de levensverwachting.

In het BMJ van 21 januari 2015 staan twee artikelen met aanbevelingen voor lichaamsbeweging bij ouderen. De auteurs van beide artikelen zeggen dat ieder beetje helpt. Tegenwoordig wordt aanbevolen om wekelijks te zorgen voor 150 minuten lichaamsbeweging, dit is de standaard van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), maar meer dan 35 procent van de volwassenen in de wereld haalt dat al niet. Deze standaard wordt ook vaak geformuleerd als vijf keer dertig minuten per week. Voor ouderen die al hun tijd zittend doorbrengen – afgezien van de tijd die ze liggend doorbrengen, naar we aannemen – kan een kleine toename in activiteit al een positief effect hebben op de levensverwachting.

Uit in het BMJ geciteerde onderzoeken blijkt dat een uur gemiddeld intensieve activiteit het overlijdensrisico al met vijftien procent vermindert. Twintig minuten zwaar intensieve lichaamsbeweging – en dat mag minder dan eens per week zijn – zorgt voor een vermindering van het risico met 23 procent.

Een ander geciteerd artikel geeft aan dat mensen die 1 tot 74 minuten per week liepen, een 19 procent lager overlijdensrisico hadden dan mensen die nooit uit hun stoel kwamen. De conclusie is dat het voor ouderen die een zittend leven leiden, belangrijker is om de activiteiten in het dagelijks leven langzaam op te voeren, dan grimmig te proberen ze meteen aan de richtlijnen te laten voldoen.

Bewegen is het belangrijkste medicijn om gezond oud te worden. Het is de toverpil tegen heel veel ziektes, waaronder hart- en vaatziekten. Zelfs iemand die pas na zijn zestigste begint met bewegen, vergroot zijn kans om gezond oud te worden met een factor zeven. Dit blijkt uit een onderzoek dat in november 2013 verscheen in hetBritish Journal of Sports Medicine. In januari 2015 verscheen er een artikel in het American Journal of Clinical Nutrition waaruit opnieuw blijkt dat het grootste verschil in overlijdensrisico gevonden wordt wanneer groepen inactieve mensen en gematigd actieve mensen met elkaar vergeleken worden. En het maakte niet uit of mensen te zwaar waren of niet, beweging maakte het verschil.

Volgens de auteurs is twintig minuten stevig doorlopen per dag, een activiteit waarbij 90 tot 110 calorieën verbruikt worden, voldoende om het verschil te maken. Voor dit onderzoek werden 334.161 mannen en vrouwen in heel Europa twaalf jaar lang gevolgd. Tijdens deze periode stierven 21.438 deelnemers.